Afgelopen week luisterde ik naar een radio interview. Het onderwerp sprak mij meteen aan. Men sprak over de uitkomsten van onderzoek uitgevoerd door mensen van de universiteit van Wageningen en van de Amerikaanse Indiana University. Het ging om het gebruik van woorden die met denken of met voelen te maken hebben. Dit onderzoek was mogelijk omdat Google een gigantische hoeveelheid boeken gescand en online beschikbaar heeft gesteld. Uit de periode van 1850 tot nu zijn miljoenen boeken doorzocht op deze woorden. En wat blijkt? Sinds 1850 tot ongeveer 1980 is het aantal woorden dat met denken, rationaliteit samenhangt enorm gestegen. Maar vanaf 1980 nemen de woorden die verband houden met voelen, emoties juist snel toe. In dit grafiekje wordt dat zichtbaar. (Klik op dit grafiekje om het artikel te lezen.)

De onderzoekers kunnen nog niet een goede verklaring geven voor die omslag. Wij praten tegenwoordig veel over complottheorieën, fake-nieuws, het ‘post-truth ’tijdperk. Dat zijn verschijnselen die sterk met emotie te maken hebben. Dat zou met de opkomst van social-media te maken kunnen hebben. Maar misschien heeft dit verschijnsel wel oudere wortels, zo is in ieder geval de suggestie.

Naar aanleiding hiervan dacht ik dat de ontwikkelingen in de taal een spiegel lijken te zijn van de ontwikkelingen in de samenleving. De groeiende invloed van wetenschap, de techniek en bureaucratie in onze zielen zou zich kunnen vertalen in de opkomst van woordgebruik dat met denken te maken heeft. We hechten daar veel waarde aan. Maar misschien laten juist de neergang hiervan en de opkomst van emotie-woorden (vanaf de jaren 80 uit de vorige eeuw) wel een opkomend wantrouwen zien. Eerst is bijvoorbeeld registreren en verantwoorden van je beroepsmatige werkzaamheden zinvol en verhelderend (opkomst ratio-taalgebruik). Maar als dit doorschiet en de administratiedruk te groot wordt, dan gaan mensen zoeken naar hun eigen tegendraadse intuïties (opkomst gevoels-woorden).

Wat mij betreft kan het idee van de ziel van taal ook nog uitgebreid worden. Naast woorden voor ‘denken’ en ‘voelen’ zijn er ook woorden voor ‘willen’. Let eens op het taalgebruik van wat anderen zeggen of in teksten. Hoe verhouden die woorden zich? Welke zijn dominant, welke houden zich op de achtergrond? In het grafiekje kun je al verschillende woordgroepen zien. Bij ‘willen’ denk ik aan: plannen, dromen, verlangen, afspraken, toekomst, durven, stappen, project, etc.

En dan de vraag: Hoe zit het met je eigen taalgebruik? Hoe verhouden zich denken, voelen en willen in jouw spreken en schrijven? Dat kun je mooi aan een ander vragen. Wat valt hem of haar op?

4
0
Je reactie op deze blog is van harte welkom.x

Pin It on Pinterest

Shares
Share This