In het dagblad dat bij mij ’s ochtends op de deurmat valt, Trouw, las ik vandaag twee keer iets waar het NS Publieksprijs boek De meeste mensen deugen van Rutger Bregman in voorkwam. De eerste kwam ik tegen in de strip Anton Dingeman van Pieter Geenen. Daarin slaat een pessimistische Hermine haar positief gestemde echtgenoot met dit boek op zijn hoofd. Ze vindt de mens slecht. Haar man Hans vindt de mens best goed, je moet er alleen een beetje geduld mee hebben.
Verderop in dezelfde kant schrijft Babah Tarawally een column Een doktersrecept voor pessimisten. Hij beschouwt dit dikke boek – ik heb het zelf ook met veel genoegen gelezen – als een medicijn dat je dagelijks kunt innemen, een ‘de-meeste-mensen-deugenpil’. Hij maakt daarmee voor mij op een eigen wijze mooi duidelijk dat het een keuze is hoe je de wereld, de mensen om je heen wilt zien en benaderen. En vooral ook: hoe je erover wilt praten. Als je in de gesprekken met mensen van het positieve uit wilt gaan wordt het leven mooier en rijker. Je kunt dan ook accepteren dat het soms tegenzit. En ook dat sommige mensen niet deugen. Daar gaat die column over. En hier floreert wat mij betreft de ziel van de taal.
De strip van Pieter Geenen
De column van Babah Tarawally
Het geheim voor een lang leven: controle over de ademhaling en fantasierijke verhalen
Uitgaan van het goede in de mens, dat zijn we de laatste jaren kwijtgeraakt. Bregman hoopt dat je, zelfs als je zijn boek niet leest, de titel dagelijks als medicijn inneemt. Vanaf nu gewoon je dag beginnen met een ‘de-meeste-mensen-deugenpil’. Volgens de schrijver kan het medicijn zelfs levensveranderend zijn. Wanneer je de betekenis echt tot je door laat dringen kijk je nooit meer op dezelfde manier naar de wereld.
Dit brengt mij bij het verhaal van een man die heel lang in leven is gebleven. Zijn geheim lag niet in wat hij at of dronk, of hij veel of weinig seks had of dat hij optimale lichaamsbeweging had. Hij gaf aan dat de controle over zijn ademhaling zijn leven had verlengd. Daarnaast waren het de mooie en fantasierijke verhalen die hij zichzelf en anderen vertelde die zijn ademhaling tot rust brachten. Hij bleef tot het einde positief denken.
Indrukwekkende zandstranden
Zijn laatste verhaal over de dagen die hij in het ziekenhuis had doorgebracht, verbaasde me dan ook niets. Naast hem lag een terminaal zieke man met wie hij bevriend raakte. Dagelijks vertelde hij aan zijn terminaal zieke vriend over het uitzicht uit het raam waar hij vlakbij lag. Hij zag indrukwekkende zandstranden, de mangrovemoerassen en lagunes. Hij vertelde over de bloemen, de bomen, de opkomende zon en de prachtige wolken. De heuvels in de verte, de diverse vogelsoorten in de lucht, de hagedissen, slangen, en hij vertelde over de mieren die in rijtjes een reis maakten naar een onbekende bestemming.
Elke dag vertelde hij verhalen aan zijn zieke vriend. En hij bleef vertellen tot hij zijn laatste adem uitblies. Zijn vriend vroeg daarna aan de verpleegkundige of zijn bed verplaatst kon worden, naast het raam. Eenmaal bij het raam keek hij vol verwachting uit naar het plaatje dat zijn fantasie gekleurd had. Hij was verbaasd toen hij uitkeek op een hoge witte muur. Geen prachtig mooie wolken, geen vliegende vogels of mooie rode zon. Het was een witte muur. Teleurgesteld wendde hij zich naar de verpleegster en zei dat zijn overleden vriend hem een heel ander uitzicht had geschetst. De verpleegster moest glimlachen en zei hem dat zijn vriend blind was geweest. Of er wetenschappelijke onderzoek naar gedaan is weet ik niet, maar mijn onderbuikgevoel zegt me dat doemdenkers en pessimisten vaker ziek zijn en korter leven. Over het algemeen zijn het angstige mensen bij wie het glas en ook het leven halfleeg is.
Gelukkig hoor ik bij de mensen voor wie het glas altijd halfvol zit. Ik kan nu al genieten van de gedachte dat het nieuwe jaar ons veel moois gaat brengen. Want de meeste feesten deugen. Let’s #Gofix-21. Ik wens u alvast prettige kerstdagen en een gelukkig Nieuwjaar.
Babah Tarawally is schrijver, columnist en programmamaker. Voor Trouw schrijft hij om de week over (verborgen) discriminatie en racisme, maar vooral over manieren om elkaar op dit thema te kunnen verstaan.
dagblad – las – boek – strip – schrijft – column – gelezen – praten – gesprekken – taal
Mooie reflectie en mooie column Klaas. Ik zag dat ik eerst even de column moest lezen om je reflectie goed in me op te kunnen nemen.
De column en jouw reflectie doen mij denken aan het werk van Viktor Frankl’s boek: Man’s Search for Meaning. Hij zegt dat onze vrijheid voornamelijk ligt in de betekenis die we aan dingen geven. Volgens zijn onderzoek in de concentratiekampen bleven mensen die positieve betekenis konden vinden in de kleine dingen zoals een vogeltje in het raam tijdens het ochtendgloren als ze uit de tralies keken in het kamp, een significant grotere kans hadden om te overleven.
Dit verhaal en zijn boek inspireert mij en daagt mij ook uit om stil te staan bij de betekenis die ik zelf aan gebeurtenissen in mijn leven geef, of om te reflecteren op mijn wereldbeeld. Dingen zijn niet goed of slecht, maar de betekenis die je eraan geeft bepaald hoe je erover voelt, komt vaak bij mij terug.
Hoe kijk jij daarnaar vanuit de ziel van de taal? En ik vind dit net als die strip zo mooi laat zien altijd extra uitdagend als je op sommige momenten heel weinig bewijs van deze stelling ziet in de wereld om mij heen.
De meeste mensen deugen staat bij dezen op mijn leeslijst 🙂
Dank voor de prikkel Klaas!
Mooi dat je ‘De meeste mensen deugen’ op je lijstje hebt. Nu ook gaan lezen zodat je het weer van dat lijstje af kunt halen!
Wat je over Victor Frankl schrijft past hier inderdaad helemaal bij. Als je bewust door de bril van de ‘ziel van de taal’ naar gewone dingen kijkt, dan kan het alledaagse zomaar een ongewone betekenis krijgen. Dat probeer ik zelf ook steeds bewuster te doen.