Af en toe kijk ik in mijn ochtendkrant Trouw naar de berichten van overlijden. Deze week zag ik daarin een zinnetje staan dat mij trof. Ik vond het mooi verwoord en voelde me geroepen bij dit zinnetje wat langer stil te staan. Er stond:
In liefde laten wij hem los; dat hij van ons hield houden wij vast.
Wat mij er in aansprak was de samenhang van beide zinsdelen. Bij de dood van iemand, zeker een dierbare persoon, zoals ook in deze rouwadvertentie omschreven, moeten nabestaanden loslaten. En dat gaat vaak met moeite en verdriet gepaard. Maar hier schrijven ze dat het loslaten in liefde gebeurt en dat staat direct in verband met de herinnering aan de liefde van degene die nu gestorven is. De her-innering is de beweging naar binnen, het zich eigen maken, het vast en bij zich houden. Deze beweging naar binnen lijkt in balans met de beweging naar buiten, het loslaten, het laten gaan, het overdragen en overgeven aan een andere wereld, de aarde, de geschiedenis.
De schrijvers van deze twee zinnen laten dus zowel los én houden vast. Maar je kunt er ook in lezen dat de liefde van de overledene hen als het ware nog draagt. Die liefde is aan het werk. Dat past bij een oergegeven dat je kunt spreken omdat anderen je eerder hebben aangesproken. Je kunt pas vertrouwen als anderen vertrouwen in jou hebben. Je kunt liefde geven als je het zelf ontvangen hebt. Je kunt de beweging van loslaten en vasthouden goed maken, denk ik, als je gedragen wordt. Gedragen worden zit een beetje tussen loslaten en vasthouden in en maakt het mogelijk.
Gedragen worden klinkt veilig. Hoe zie jij dit als je naar rouw kijkt wat ook spreekt uit de zin.
Die veiligheid zie ik ook bij rouw. Er zit al snel iets van ‘moeten’ bij rouw. Ik herinner mij eens een boek gelezen te hebben over rouwen als een beweging die je maakt door verschillende fases heen. Van ontkenning, boosheid, vechten, depressie en aanvaarding. Dat vond ik toen mooi omdat ik het helder en begrijpelijk vond. Maar er zou ook iets strengs en oordelend in dit model kunnen zitten. En later las ik dat iemand het rouwen met een doolhof vergeleek. Je weet de weg niet goed, soms denk je dat je eruit bent, maar dan kom je ongemerkt bijvoorbeeld weer bij het begin uit. Om zo over rouw te spreken vond ik eigenlijk liefdevoller, betrouwbaarder dan die eerste beeldspraak van een weg. Want met dit beeld kun je het verdwalen in de rouw. Dan ‘moet’ het niet een keer afgelopen zijn, maar dan ‘kan’ het zich zomaar op een nieuwe, onverwachte wijze aan je tonen.
Het is dus maar hoe je over rouw spreekt of je je gedragen weet of niet.